Wat zou het grootste probleem zijn voor een commando tijdens een speciale operatie?
Niet weten waar de vijand zit? Die zware rugzak die continu mee moet? Of toch het onherbergzame terrein waar de mannen voor een rustmomentje eerst urenlang hun eigen onderkomen moet graven en camoufleren? Wat het ook is, het werk van commando’s is bijzonder, en bijzonder zwaar.
Ik heb er het afgelopen jaar veel over geleerd, omdat ik er een boek over mocht schrijven met Ray Klaassens. En waar ik eerder niet bij had stilgestaan, is dat Special Forces nooit alleen zijn in de gebieden waar ze komen. Onderweg ontmoeten ze echt niet alleen vijanden…
Want wat te denken van de krokodillen die zich schuilhouden in het enige vennetje waar de mannen zich na dagen zweten in de jungle kunnen wassen? Of van die onschuldige apen die de hangmatten onder pissen? Om nog maar niet te spreken over de vele spinnen, schorpioenen, gekke torren en roofdieren die woestijnen en jungles bewonen, en die tevoorschijn komen als de groep net lekker in zijn zelfgefabriceerde boshotelletje is gekropen…
Mijn favoriete passage in het boek Groeipijn gaat over zo’n dier dat onderweg voor onverwachte problemen zorgt. Het is geen krokodil, poema of tarantula, maar een eenvoudige huis-tuin-en-keukenkip die mee moet tijdens een oefening in de jungle. Gezien de overcomplete uitrusting en de moeite die het kost om voorwaarts te gaan door de dichte begroeiing, is er op zo’n moment maar één logische vraag die een commando bezighoudt:
🤔 WAAR LAAT IK IN GODSNAAM EEN KIP???
Als je het antwoord wilt weten en je hebt Groepijn nog niet gelezen, dan zou ik zeggen: ga ervoor! Het boek staat inmiddels vijf maanden lang in de Bestseller60 en de non-fictie lijst, en Bruna tipt het deze week voor vaderdag.
(NB: Chat GPT creëerde een prachtige afbeelding bij deze post. Enige herkenning van deze fictieve persoon berust dan ook op louter toeval 😐 )